Deze Wilgensoorten behoren tot de Wilgenfamilie en daarin tot de “Griendwilgen” groep. Ze zijn beide smalbladig.
Bloei
De Schietwilg bloeit midden in het voorjaar en de Kraakwilg 2 weken eerder. Ze vormen al snel zaad in doosvruchten, zodat in juni de kleine zwarte zaden aan pluizige kapokachtige valschermen op de wind verspreid kunnen worden om na de landing gauw te ontkiemen.
Bijen halen hun eerste stuifmeel van de manlijke bloei en de eerste ruime nectar van de vrouwelijke.
Leefplek
De Griendwilgen zijn bewoners van de winterbedden der rivierdalen waar ze dikwijls in het water komen te staan. De Schietwilg en de Kraakwilg staan wel wat verder van de stroom wegens hun grotere kwetsbaarheid en vormen wilgenstruwelen. Ze bastaarderen gemakkelijk.
Areaal
Noordelijke gematigde zone. Rivierengebied, Biesbosch en IJsselmeerpolders
Naam
De “Salix” levert met zijn door het “salicine” zure schors (vooral bij de Bittere Wilg) het salicylzuur (=aspirine). In het oude Grieks was “Hélikè” de benaming waarbij “helix” zoveel als “slakkenhuis, winding” betekent. Al deze woorden zijn taalkundig aan elkaar verwant en ook het Nederlandse “Wilg” past hierbij. Nog altijd leveren de vaak soepele wilgentenen vlechtwerk op.
De toevoeging “alba” is natuurlijk “wit” en “breekbaar” is “fragilis” (=fragiel).
Kenmerk
Opvallend en aan ieder bekend zijn de katjes met hun enkele knopschub, die bij het ontluiken afvalt. Talloze bloempjes zitten in deze compacte wilgenkatjes dicht bijeen. Iedere wilgensoort heeft een eigen herkenbare wijze van ontluiken. Alle zijn tweehuizig met katjes bloeiende, gemakkelijk te stekken, lichtbehoevende pioniers.
De katjes van de Schietwilg zijn lang en rolrond. Honingklieren vooral in de manlijke bloemen. De Kraakwilg heeft nog langere slanke katjes met honingklieren in beide soorten bloemen. De Schietwilg en de Kraakwilg laten bloem en lancetvormig blad tegelijk ontplooien.
Een hulpmiddel tot herkenning is de bladvorm. Bij de Schietwilgen hoort heel smal lang zilverig blad met scherpe punt. De Kraakwilg heeft wat breder lancetvormig donkergroen blad met gezaagde bladrand. Kraakwilgen hebben takken die gemakkelijk aan de basis afbreken.
De Schietwilg is na afzagen op 2 m hoogte de basis voor de “Knotwilg, Knoot” waarbij periodiek om de 3-4 jaar afzetten van de takkenpruik noodzakelijk is om de boom te vrijwaren voor uiteenbreken. De jonge zeer soepele twijgen zijn geelgroen. Schietwilgen kunnen ook forse bomen met een dichte kroon vormen en goed wit klompenhout opleveren. Wilgentenen, hakhout, rijshout.
Er is ook een Treurwilg variëteit van de Schietwilg met heel lange smalle lichtgroene bladeren.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen