De Schijfkamille is een lid van de grote Composietenfamilie (Samengesteldbloemigen). Echte (“Matricaria”) en Valse (“Anthemis”) Kamille worden wel tot twee verschillende geslachten gerekend.
Bloei
Deze kamille is ook een zomer- en herfstbloeier.
Leefplek
Een echte bermbewoner langs de weg. Ook in het midden van een zandpad. Vooral op vastgetreden bodems.
Areaal
Uit N.O. Azië afkomstig heeft de plant zich in de 20e eeuw aardig over de gematigde zone van Europa verspreid.
Naam
De Nederlandse naam “Kamille“ is een verbastering van de vroegere algemene benaming “Chamomilla” (“chamaemelum”) die afgeleid was van het Griekse “chamaimèlon”. Hierin betekent “chamai” zoveel als “op de grond” en het deel “mèlon” is gewoon “appel”. Samen dus “veldappel”. Mogelijk is dit ontstaan door de geur van de bloemen.
De naam “Matricaria” die nu in gebruik is, hoorde eerst bij het moederkruid. Er is dan verband met het gebruik van de plant bij baarmoeder problemen.
De toevoeging “discoidea” betekent “discus-gelijkend” en heeft betrekking op de gladde bolle schijf van buisbloempjes.
Kenmerk
Vrij lage éénjarige planten met dicht heel fijn verdeeld dofgroen blad. Min of meer als tredplant te beschouwen. Vertakte opstijgende stengels in een gedrongen bouw. De planten hebben vooral bij kneuzing een duidelijke kamillegeur. De basis van de stengel is taai en veerkrachtig zodat de plant na betreding weer opveert.
Kenmerkend voor deze kamillesoort is het totaal ontbreken van lintbloemen om de rand van de centrale geelgroene schijf van buisbloemen. De bloembodem is kegelvormig en hol. Het hele bloemhoofdje maakt een eivormige groene indruk.
De zaden kleven gemakkelijk aan poot, schoen of wiel.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen