De distels horen alle in de Composietenfamilie thuis. Het geslacht “Cirsium” bestaat uit distels waarvan het vruchtpluis “geveerd” is zodat men ook wel van “vederdistels” spreekt. Een groot geslacht. Dit tegenover de distels die “ongeveerd pluis” hebben en tot het geslacht “Carduus” horen.
Bloei
In juni komen de eerste bloemen op de top van de uitgegroeide vertakte stengels.
Leefplek
Hooilanden en grazige bermen van weg en dijk. Verdraagt lichte schaduw. Heeft wel open grond nodig om te kiemen. Tijdelijk op kapvlakten. Kan zich op alle soorten bodem vestigen.
Areaal
Europa’s gematigde zone. Cultuurvolger en nu kosmopoliet geworden.
Naam
De Nederlandse benaming “Speerdistel” komt volledig overeen met de bladvorm. Ook het “lanceolatum” betekent niets anders dan “lansvormig”. Het algemeen voorkomen maakt deze distel nu tot een “gewone” (“vulgare”).
Het “Cirsium” is afkomstig van het Griekse “kirsion” waarmee een soort distel werd aangeduid. En “distel” is uiteindelijk niets anders dan “stekel”.
Kenmerk
De twee- of meerjarige distel vormt eerst een schitterende plat op de grond liggende stervormige regelmatige wortelrozet. De wollige bladeren zorgen voor een iets spinnenwebachtig beeld. In het tweede jaar groeit de plant uit tot een hoge forse grijsgroene verschijning. Vertakkingen bovenaan.
Het blad is diep ingesneden en loopt uit in een speerachtige scherpe punt. De rozet bestaat uit vele bladeren. Ook de veervormig gespleten stekelige bladeren aan de stekelige stengels eindigen in een scherpe gele stekelpunt.
De bloemhoofdjes (tot 5 cm) dragen lichtpurperen buisbloemen die rechtop staan en gevat zijn in een groot stekelig omwindsel. De plant sterft na de bloei af. De na bevruchting gevormde gladde nootjes dragen aan de bovenzijde een ring die de grijzige pappus draagt. De pappusharen zijn duidelijk met opstaande haartjes geveerd en verhaakt.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen