De Spurrie is een plantje dat bij de Anjerfamilie is ondergebracht.
Bloei
De bloei van de spurriesoorten loopt nogal uiteen. De Heidespurrie is daarbij de eerste in april al en de Rode volgt in mei terwijl de Gewone pas in juni bloeit.
Leefplek
Zand is de grond waar de spurrie zich thuis voelt. Vooral op open plekken. De Gewone en de Rode speciaal bij akkers. De Heidespurrie vooral op stuifzanden en droge grasbodem of ook rivierduintjes.
Areaal
Cultuurvolger van gematigd Europa. Vroeger werd spurrie als groenvoer en groenbemester verbouwd.
In de prehistorie diende spurrie als voedselplant voor de mens. Later alleen als noodrantsoen bij mislukken van de graanoogst.
Naam
Mogelijk moet het woord “Spurrie” in verband gebracht worden met het Latijnse “Spergula” of “Spargula” en “spargere” dat “verspreiden” betekent. Verwant is het Griekse “spargè” of “jonge loot” en “asparagos” voor de “asperge” die inderdaad een jonge loot is.
Het is voor de Schijnspurrie duidelijk dat deze een “spurrie-achtige” is zoals de eigen geslachtsnaam “Spergularia” dan ook zegt.
De “arvensis” komt vooral “in de ploegvoor” tot ontwikkeling. De Engelse botanicus Morison werd vernoemd in de Heidespurrie. Nog altijd is “rubra” hetzelfde als “rood”.
Kenmerk
Spurrie is een éénjarige ijle plant met dunne aan de voet sterk vertakte stengels en smalle iets vlezige blaadjes in een soort kransen.
De bloempjes staan aan losse bijschermen. De sterachtige bloem is vijftallig en de witte kroonblaadjes zijn niet ingesneden. Kelk- en kroonblaadjes zijn niet vergroeid.
De spurriebloem heeft 5 stijlen maar de Rode Schijnspurrie heeft slechts 3 stijlen en rozerode kroonblaadjes. De smalle blaadjes staan hier tegenover elkaar en niet in kransen rond de stengels.
De vruchten zijn doosvruchtjes die respectievelijk met 5 of 3 kleppen openspringen. Het zaad kan zeer lang kiemkracht behouden.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen