Het ligt niet zo voor de hand maar de Asperges behoorden lang tot de Leliefamilie. Nu echter is er een Asperge-achtigen familie geschapen.
Bloei
De niet erg opvallende bloei begint in juni en duurt de hele zomer voort.
Leefplek
Op zandige bodem voelt de plant zich goed thuis. Wat kalkhoudende humeuze bodem is welkom.
Areaal
Asperges zijn al heel lang aanwezig als groente (Egypte – Romeinen) en bekend vanwege hun geneeskrachtige werking (Middeleeuwen). Van oorsprong inheems in de gematigde zone van Eurazië (Rusland en Polen). Door kweek in kruidentuinen en vanwege de eetbare jonge scheuten als groente nu kosmopolitisch verspreid. Vooral in Midden-Limburg van oudsher geteeld en later ook in aangrenzende gebieden van Brabant en Duitsland (“Spargel”). In de binnenduinen verwilderd of van nature aanwezig.
Naam
De benaming “Asparagus” (en dus ook “Asperge”) stamt af van het Griekse “Asparagos” waarmee deze plant al in de oudheid werd aangeduid. De verlenging met “Tuin” is een moderniteit en hangt samen met het bestaan van andere asperge soorten die als sierplant gebruikt worden. Ook is er in de duinen een verwant met korte naalden, “Liggende asperge” genaamd, die maar tot ca. 30 cm hoogte reikt. De toevoeging “officinalis” laat zien dat de plant “in de apotheek” thuis hoorde en vroeger dus in hoofdzaak voor geneeskundige doeleinden gebruikt werd.
Kenmerk
Asperge is een struikachtige sterk vertakte hoge plant. Er is een jaren overblijvend uitgebreid kruipend wortelstelsel waaruit stengelscheuten omhoog groeien en diepgaande wortels omlaag. Er is net zoveel onder als boven de grond.
De eetbare stengels blijven in de bodem wit. Vandaar bij kweek de aanaarding. Bij doorgroei worden ze groen en moeten voor de assimilatie zorgen. Het lover bestaat slechts uit dunne naaldvormige “blaadjes”. Dit zijn geen echte blaadjes maar in bosjes (4-15) staande takjes. De werkelijke blaadjes zijn slechts schubjes op de takken gelegen. Blad en takjes verkleuren al vroeg naar geel.
De tweehuizige plant draagt klokvormige geelgroene bloemen die met een steeltje vanuit de bladoksel groeien. De manlijke bloemen zijn groter dan de vrouwelijke. Beide bestaan alleen uit een zesbladige bloembodem met rudimentaire stamper respectievelijk meeldraden. Nectar trekt hommels en bijen aan. Er worden fraaie rood kleurende glanzende besvruchten gevormd. In het najaar treedt een mooie geel/bruine verkleuring van de planten op.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen