Een bekend lid van de familie van de Kruisbloemen.
Bloei
In april komen de eerste kleine planten in bloei en worden al gauw gevolgd door grotere exemplaren (“Paeschbloemen”).
Leefplek
Vooral als sierplant vanuit Z.O. Europa afkomstig, in tuinen gezaaid en van daaruit verwilderd. De Wilde vorm houdt van vochtige bosgrond en is overblijvend.
Areaal
Europa.
Naam
De Nederlandse naam is duidelijk gezien de zilveren tussenschotten van de hauwvruchten. Zilverlingen (“Penninckbloemen”) komen dan in de gedachten. Die komen tevoorschijn nadat de kleppen er afgevallen of gepeld zijn om de zaden vrij te laten.
De Latijnse naam “Lunaria” bestaat op dezelfde grond van een gelijkenis nl. met de maan (“Luna”) en “biennis” geeft aan dat de plant tweejarig is (“bi – annus”). Daarnaast is bij de Wilde het “rediviva” oftewel “weer tot leven gekomen” passend voor een echte overblijver.
Kenmerk
De twee vormen lijken sterk op elkaar. De Wilde heeft wat kleinere lichtpurperen bloemen (tot 25 mm). De vruchten hiervan zijn toegespitst ovaal. De bloemen van de Tuinvorm geuren weinig en zijn vaak talrijk. Ook zijn er witte en gemengd-kleurigen onder. De bekende platte vruchten met daarin de ronde zaden zijn breed ovaal. De hauwen glanzen zilverachtig en vertonen nog de afdrukken van de zaden.
Alle bladeren zijn hartvormig en grof gezaagd. Ze hebben een oneffen oppervlak. Bij de Wilde zijn ze allemaal gesteeld en bij de Tuinvorm zijn alleen de onderste bladeren gesteeld. De forse tuinplant heeft een flinke penwortel soms met knolvormige verdikkingen en is vaak gekromd. Overwintert als een los rozet.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen