De Turkse Lelie is een hier en daar verwilderd lid van het Leliegeslacht en behoort tot de grote Leliefamilie.
Bloei
De bloei vindt in het begin van de zomer plaats.
Leefplek
Op vochtige humeuze tuin- en parkbodems met enige schaduw. Stinzenplant. Liefst op kalkhoudende bossige bergweide-terreinen.
Areaal
Het Centraal Europees en N. Aziatisch bergland met gemengde open bossen is het oorsprongsgebied.
Naam
Het Griekse “Leirion” en het daarvan afgeleide Latijnse “Lilium” zijn de bron van ons woord “Lelie”.
De soortnaam “martagon” is vermoedelijk Turks en afkomstig van de gelijkenis van de bloemkroon met de Turkse tulband (Engels: “Turk’s cap lily”). Soms wordt Mars wel als bron vermeld.
Kenmerk
Gerokt vlezig diep in de grond groeiend bolgewas waar een lange (0,5-1,5 m) stevige rechtop staande en van rode vlekken voorziene stengel uitgroeit. Deze draagt halverwege enkele kransen van 4-9 bladeren. De ovale bladeren hebben 7-9 gebogen duidelijk zichtbare nerven. De onderste en bovenste meer lancetvormige bladeren staan verspreid.
De stengel torst ook enkele of meerdere knikkend hangende grote bloemen. Deze alleenstaande grote bloemen hangen verspreid in een losse tros. Bloemknoppen zijn wit-donzig bedekt. De roodachtige met donkere paarsbruine vlekken gesierde bloemdekbladen (tepalen) zijn omhoog teruggebogen. Er zijn veel kleur varianten via roze tot wit toe.
De zwak geurende bloem bestaat uit 2 stel van meestal 3 bloemdekbladen elk met een ver uithangende gebogen meeldraad. De grote langwerpige helmknoppen zijn oranjegeel tot rood. De stempel aan een lange stijl heeft drie lobben. De geribde vruchtdoos is driehokkig met kleppen die naar boven openspringen en bevat veel platte zaden.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen