De Valse Salie behoort tot het Gamander-geslacht binnen de Lipbloemfamilie.
Bloei
De bloei kan van mei tot aan de herfst aanhouden. De uitgebloeide bloemstengels blijven nog lang verdroogd staan.
Leefplek
Op kalkarme vrij voedselarme zandgrond van open bos en struikgewas. Ook in duingebied.
Areaal
Europees Atlantisch gebied. De andere Gamander-leden zijn zeldzaam in Nederland.
Naam
“Valse Salie” om aan te geven dat deze plant geen Echte Salvia (= Salie) is maar wel enige gelijkenis daarmee vertoont.
De herkomst van de geslachtsnaam “Teucrium” ligt mogelijk in het woord “Teucrius” waarmee “Trojaans” werd bedoeld. Volgens Plinius had de Trojaan Teucer de plant ontdekt.
Door de Grieken en Romeinen werd met “ teukrion” echter een steenvarensoort aangeduid.
De soortnaam “scorodonia” is afgeleid van het Griekse “scorodon” dat voor “knoflook” gold. De plant verspreidt een geur die “knoflookachtig” is. Dat geldt overigens voor het hele Gamander geslacht.
Kenmerk
Soms iets houtige overblijvende vrij lage plant. Behaarde vertakte plant met rechtop staande vaak iets rood aangelopen vierkante stengels. Bladeren kort gesteeld, tegenoverstaand en breed eivormig tot hartvormig, gerimpeld van oppervlak en met lichte kartelrand.
De bloeistengels staan in bladoksels en dragen aan het eind langwerpige trossen bleekgele, iets groene of witte lipbloemen. Paren bloemen met een schutblad. Allen naar één zijde gericht (eenzijdswendig).
De kelkbuis vertoont aan de voet een uitzakking en heeft een ongespleten bovenlip boven een viertandige onderlip. De bovenste uit twee delen vergroeide kroonlip is wel gespleten en wijst voorwaarts. De middelste onderste kroonbuisslip buigt naar beneden. De buitenste onderste kroonslippen staan daarnaast.
De 4 driehoekige paarsrode meeldraden en stijl steken ver buiten de kroonbuis uit. Er wordt een vierdelige dopvrucht gevormd.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen