Beide Vlassoorten maken deel uit van de kleine Vlasfamilie. Er is ook nog een verwant en inderdaad klein plantje, “Dwergvlas” genaamd, dat nu toch als een apart geslacht (Radiola) beschouwd wordt met “linoides” oftewel “op linum gelijkend” als soortnaam.
Bloei
De bloei van het Vlas is in juni-juli te bewonderen. Het Geelhartje kan eerder beginnen en langer doorgaan. Zo ook het miniplantje Dwergvlas.
Leefplek
Vlas is een al lang bestaand cultuurgewas vanwege de “vezels” en het lijnzaad. Daaruit is wel weer verwildering opgetreden. Het Geelhartje komt voor in vochtig kalkgrasland. Maar vooral in de duinen.
Areaal
Europa overal. Al in het M. Oosten in de prehistorie in gebruik en gecultiveerd. Van daaruit naar Oost en West in gebruik gekomen.
Naam
Het is duidelijk dat het Latijnse “Linum” en ons “Linnen” hetzelfde woord zijn. Zodoende is “Linum” ook de bron van het “Lijnzaad”. Het “Vlas” dat in het Latijn “usitatissimum” heet, wil zeggen “zeer veel gebruikt” en is de overtreffende trap van “usitatus” dat “gebruikelijk, gewoon” betekent.
Het “catharticum” wijst naar de tijd dat het Geelhartje als “purgeermiddel” in gebruik was.
Kenmerk
De tamelijk hoge (ruim 1 m) en stevige stengels van het vlas zijn alleen bovenin vertakt met de bloemen op de stengeltop. De bastvezels worden na bewerking gebruikt voor het weven van linnen. De blauwgroene blaadjes zijn smal en lang en staan verspreid aan de stengels.
De blauwe of witte bloemen zijn vijftallig met centraal een ring meeldraden. Er wordt een doosvruchtje gevormd dat enkele lijnzaadjes bevat. Uit de zaden wordt de lijnzaadolie geperst.
Bij het Geelhartje is alles kleiner. De blaadjes staan hier tegenover elkaar onder de vertakkingen van de stengels. De bloemen zijn vijftallig, wit met een geel hart. (Bij het tengere viertallige Dwergvlas met witte bloempjes is het nog kleiner.)
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen