dn nieuwe hof kop 202310

Vlinderstruik – Buddleja davidii

De Buddleja was hier de enige vertegenwoordiger van de Buddlejafamilie. De Vlinderstruik is nu echter verhuisd naar de Helmkruidfamilie (Scrophulariaceae).

Vlinderstruik - Buddleja davidii 4op3

Bloei

De bloei is langdurig dankzij de lange bloeitrossen in juli-augustus. De naam “Herfstsering” is dus niet helemaal correct.

Leefplek

Graag op stenige bodems zoals spoordijken. In tuinen en parken aangeplant. Veel gekweekt en verwilderd.

Areaal

Kosmopoliet geworden.

Naam

Al rond 1700 beschreef de botanicus en rector Adam Buddle in Essex (GB) allerlei planten in een nooit gepubliceerde flora. Pas in 1730 zond William Houstoun Buddleja materiaal vanuit de Caraiben naar Engeland. In 1753 werd de naam van het geslacht Buddleja door Linnaeus aan de plant gegeven ter ere van de vergeten botanicus.
De Franse pater Armand David verzond in 1868 plantenmateriaal vanuit centraal China. Vandaar de soortnaam “davidii”.
De naam “Vlinderstruik” is duidelijk ontstaan doordat er veel vlinderbezoek plaats vindt op zoek naar nectar. Maar ook andere insecten met lange tong weten de bloemen te vinden.

Kenmerk

Houtige overblijvende struik. Kan tegen invriezen en bloeit op het jonge hout dat aan de voet weer uitloopt. Meterslange weinig vertakte takken die rolrond en kantig zijn. De jonge stengels zijn iets donzig. De hier en daar kruisgewijze stand van de bladeren geldt ook bij de zijtakvorming. Vaak staan de bladeren in hetzelfde vlak aan de uithangende takken. De onderzijde van het iets blauwgroene blad is zilverig viltig. Het blad met heel korte steel is langwerpig en eirond met een oneffen oppervlak en licht getande rand. Op de bladvoeten worden later nog opstaande korte zijtakken gevormd met soms ook nog kleine bloempluimen.
De flinke meestal paarse of soms roze of wit gekleurde compacte bloeipluimen zijn puntig en spoelvormig lang. De bloemen zijn tegelijk open vanaf de basis tot de punt toe en verdrogen daarna grijsbruin en verschrompelen. De nectar bevattende vele trompetvormige bloemen met een lange dunne hals zijn maar klein, tweeslachtig, viertallig en regelmatig gevormd met een lichtgele keel. De bloemen geuren zoet en vallen niet af. Doosvruchtjes ontstaan uit de bovenstandige vruchtbeginsels.

Meer foto’s in foto-album

Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen