De Wilde Kievitsbloem is een bolgewas en behoort daarmee tot de Leliefamilie.
Bloei
De sierlijke bloei vindt in april/mei plaats.
Leefplek
Op vochtige weiden van rivieruiterwaarden en moerassige klei-op-venige terreinen. Overal steeds zeldzamer wordend. Meest in N.W. Overijssel. Ook als stinzenplant voorkomend.
Areaal
Europa middenzone tot in Oekraïne. Het is nog steeds onduidelijk of de wilde kievitsbloem qua herkomst wel zuiver Europees is.
Naam
Deze plant, in de volksmond het “Kievitseitje”, komt inderdaad van oorsprong in het wild voor en heeft een bloem met een vlekkentekening als op een kievitsei. De nog niet geopende bloem vertoont ook gelijkenis met de vorm van een kievitsei of een slangenkop (Engels: ”Snakeshead Fritillary”).
De wetenschappelijke naam “Fritillaria”, waarmee het geslacht wordt aangeduid, stamt af van het Latijnse “Fritillus” dat voor een “dobbelbeker” gold en de bloemvorm benadrukt. “Meleagris” is Grieks voor “parelhoen” en diens uiterlijk is ook in de vlekkerige tekening van de bloem terug te vinden.
Kenmerk
Overblijvend laag (15-30 cm) bolgewas. De kleine gladde ronde bol heeft twee rokken. Heeft zo’n 8 jaar nodig om in bloei te komen. Soms in groepjes. Dunne ronde bloemstengels met verspreid blauwgroen opstaand smal lijnvormig blad dat naar boven spits uitloopt.
Aan het gebogen einde van de stengel meestal een enkele hangende bekervormige (2-3 cm) bloem. Roze of purper van kleur met een blokvormige witachtige vlekkentekening in dambordpatroon. Ook wel wit of iets groenig gekleurd. Nectarvorming in de bloem in de knik aan de basis van de bloemdekbladen.
Er wordt na kruisbestuiving door aardhommels of na zelfbevruchting een opstaande doosvrucht gevormd. Meeldraden, stijl en de 6 onderling niet vergroeide bloemdekbladen vallen af. De bloemstengel met vruchtdoos groeit nog verder recht omhoog. Platte vliezige zaden kunnen op water drijven.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen