Kleine boom (tot 10 m) of forse struik vooral bekend vanwege de oranjerode vruchten in zomer en herfst. De bloemen en het neusje op de vrucht beduiden al dat de boom lid van de Rozenfamilie is.
Bloei
Mei-juni met snelle vruchtvorming en kleuring.
Leefplek
In het bos en vooral de bosrand, hakhout en heg kan de lijsterbes bij voorkeur op droge of matig vochtige, armere en zure bodem goed gedijen.
Areaal
Gematigde zone in Europa tot de Noordkaap. Heeft na de laatste ijstijd als eerste (samen met zachte berk en ratelpopulier) het verloren terrein heroverd dankzij een goede vorstbestendigheid van de knoppen.
Naam
“Wild” omdat er ook veel kweekvarianten van de Sorbus zijn. “Lijsterbes” vanwege de voorliefde van de lijsterachtigen voor de smakelijke vruchten, die dan door hen ook goed verspreid worden.
“Sorbus” omdat de Romeinen spraken van “sorbere” als het ging om “drinken” of “slurpen”. Men gebruikte de bes vaak als heelmiddel bij bloeduitstortingen en dysenterie.
Het “aucuparia” is afgeleid van “aucupium” dat “vogelvangst” beduidt en verwijst naar de lokkende vruchten.
Kenmerk
Opvallend zijn de horizontale kurkporiën op de schors. Witviltige knopschubben beschermen de vrij forse eindknoppen.
Het oneven geveerde blad van de Wilde Lijsterbes heeft aan de roodachtige hoofdnerf 6-8 paren ongesteelde en fijn gezaagde deelblaadjes met één eindblaadje. Ze maken een wat grijzige indruk door een zachte dichte beharing.
In Schotland wordt de lijsterbes “rowan” genoemd, hetgeen is afgeleid van Keltische en Noorse woorden, die “rood” betekenen.
De roomwitte kroonblaadjes sieren rijkbloemige tuilen van kleine bloemen, die een wat weeïge zoete geur verspreiden om insecten als (aas)vliegen, bijen en kevers te lokken. De ronde pitvruchten met twee zaden dragen nog een neusje van verschrompelde kelkblaadjes.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen