De Wilde Narcis behoort duidelijk tot de familie van de Narcissen waar ook de Sneeuwklokjes in zijn ondergebracht.
Bloei
De bloemen van de verschillende soorten Narcissen verschijnen vanaf begin maart. De Wilde Narcis behoort tot de eerste.
Leefplek
Tuinen en parken herbergen gekweekte narcissen. Vooral boerenerven en ook wegkanten, slootkanten, kanaaloevers en schraalgrasland zijn groeiplekken voor gekweekte maar ook wilde narcissen.
Areaal
Oorspronkelijk is de Trompetnarcis hier vanuit Z. Frankrijk en het Iberisch schiereiland als stinzenplant geïntroduceerd. Verwildering is sedertdien overal opgetreden. Daarnaast moet de Wilde Narcis wel als inheems gezien worden. Z. Limburg (met Ardennen) en Z.O. Friesland met aansluitend Z.W. Drenthe vormen oorsprongsgebieden. Drassige schraalgraslanden in beekdalen van geheel W. Europa. Ook in vochtige open bossen.
Naam
De “Narcis” bevat pijnstillende en verdovende stof en heeft daarmee dus een “narcose” werking. De oorsprong van deze woorden ligt al vóór de Griekse en Romeinse tijden. De hele plant en vooral de bol gelden als giftig. De toevoeging “pseudonarcissus” oftewel “nepnarcis, namaaknarcis” is voor de Wilde Narcis dus onjuist omdat net deze wel de echte Wilde is.
Kenmerk
Het grote verschil tussen de beide narcissoorten wordt gevormd door een heldergele trompet met lichtgele bloemdekslippen bij de kleinere Wilde en een heldergele trompet met heldergeel bloemdek bij de grotere Trompet.
De basis van de bloem is met zijn onderstandig vruchtbeginsel trechtervormig vergroeid. Het bloemdek splitst zich op in 6 eivormige bloemslippen. Deze omvatten uitstaand de buisvormige bijkroon (‘corona’) trompet met zijn gekartelde of gekroesde rand.
Het bolgewas draagt een aantal lange grijsgroene lijnvormige bladeren (ca. 1 cm breed) eindigend in een stompe punt. De bloemstengel ontspringt meestal centraal, is hol en bevat een slijmige substantie. Hoogte ongeveer 20-35 cm.
De bloem hangt enigszins knikkend aan de iets afgeplatte stengel en is aan de basis gevat in een papierachtige dunne schede. Deze omhult later ook de driehokkige doosvrucht. Centraal in de trompet staat de stamper met een draadvormige driedelige stijl. Een krans van meeldraden, bevestigd op de binnenkant van de trompet, omringt de stamper.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen