Tot de familie van de Ranonkelachtigen behoort ook het zeldzame Wildemanskruid. Ooit in het wild voorkomend maar nu gekweekt in tuinen.
Bloei
De fraaie grote bloemen verschijnen in april-mei omstreeks Pasen. Vandaar de Engelse naam “Pasque flower”.
Leefplek
Oorspronkelijk een steppeplant uit warmer gebied in O. Europa, groeit het kruid nu meest op hellinggraslanden en rivierduinen. Liefst op kalkhoudende bodem. Houdt van vocht, humus en soms ook wat halfschaduw.
Areaal
Voornamelijk in Z. Zwitserland en omliggende gebieden. Vroeger in het IJsseldal.
Naam
De Alpenanemonen zijn nauw verwant en de vroegere naam was dan ook “Anemone pulsatilla”. Het woord “Pulsatilla” is onduidelijk. Mogelijk is er verband met het Latijnse “pulsare” dat “in heftige beweging zetten” betekent en wellicht verband houdt met de giftigheid voor maag en darm. Misschien zo dus ook als bron voor de naam “Wildemanskruid”.
De toevoeging “vulgaris” beduidt dat de plant de “gewone, van het volk” is.
Kenmerk
De stevige wortelstok draagt zorg voor het overblijven van de plant. De wortelrozet bestaat uit gesteelde bladeren die fijn ingesneden zijn tot lijnvormige slippen. Enkele ongesteelde stengelbladen zitten met elkaar vergroeid rond de stengel. Ze zijn zeer diep ingesneden tot fijne dunne slippen. Franjeachtig. De jonge plant is grijsbehaard.
De eerst nog rechtop staande klokvormige bloem bestaat uit 6 bloemdekbladen die van buiten zijdeachtig zijn. Er is centraal een groot aantal oranjegele meeldraden. De bloem is licht tot donker purper, blauw of roodblauw van kleur. Later gaan de bloemen hangen.
De vele dopvruchtjes dragen een fijne veerachtige lange haar als rest van de stamper zodat zij samen fraaie pluizenbollen vormen. De plant is giftig.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen