De Lindefamilie komt over de hele aardbol voor en telt nogal wat vezelplanten bijv. Jute. Is nauw verwant aan de Kaasjeskruidfamilie.
Bloei
De geurige bloei (Zomerlinde het eerst) vindt na de bladvorming plaats in juni-juli en biedt allerlei insecten en overdag vooral de bijen veel nectar en zo de mens heerlijke honing.
Leefplek
Weinig eisen behalve wat humus. Veel aangeplant langs wegen en lanen en van oudsher bij boerderijen. Vooral de kruising de Hollandse linde (Tilia vulgaris). Schaduwverdragend door bladmozaïek aan zigzag-twijgen.
Areaal
De Winterlinde komt in W. Siberië en Europa voor (behalve N. en Z.) en in heel Nederland. De Zomerlinde komt vooral in M. en Z. Europa voor en bereikt net Z. Nederland. Pas omstreeks 6000 j. v. Chr. kwam de linde volop terug. Vermoedelijk door menselijke invloed en klimaat trad na 3000 jaar weer vermindering op.
Naam
De herkomst van ons woord “Linde” (Engels: “Lime”) en ook van het Latijnse “Tilia” (Frans: “Tilleul”) is onduidelijk. De Zomerlinde is breedbladig (“platyphyllos”). Ondanks het vrijwel verdwijnen van de linde als “wilde” bosboom kwam hij in de 10e eeuw nog in Z. Limburg voor (Linne, Limbricht). Ook persoonsnamen zijn aan de Linde ontleend: Lindeman, Linnaeus (=Carl von Linné).
Kenmerk
De knoppen worden bedekt door twee ongelijke roodbruine schubben. De langgesteelde bladeren zijn hartvormig (“cordata”) met een fijn getande rand in een punt uitlopend. De nervatuur van het lichtgroene blad is handvormig en de twee lobben zijn vaak wat ongelijk als bij de iep. Geelverkleuring al vroeg in de herfst. De kleinbladige Winterlinde heeft roodbruine haarbosjes aan de bladonderzijde in de oksels van de nerven. Bij de Hollandse linde zijn die haarbosjes wit en bij de Zomerlinde ontbreken ze en is de onderzijde van de nerven behaard.
De geelachtige vijftallige bloemen leveren een hard nootje met vaak maar één zaad. Een aantal bloemen hangen in een zgn. bijscherm aan een lange steel half vergroeid met een groot lang schutblad. Bij rijpheid vallen de vruchten tezamen met het schutblad in een werveling.
Een eigenaardigheid is de vorming vanuit slapende knoppen van grote hoeveelheden waterloten aan de stam en ook rond de stamvoet. De laatste kunnen tot nieuwe stammen uitgroeien als de oude het begeeft. De koepelvormige kroon is zeer regelmatig hartvormig opgebouwd. Het wortelstelsel gaat diep en wijd. De lindeboom is heel geschikt voor vormsnoei en voor het maken van leibomen. Lindebomen kunnen hoog, dik en eeuwenoud worden (grensboom, dorpslinde, herdenkingsboom, boerderij-schaduwboom).
De schors is lang glad en bij oude bomen gegroefd. Lindebast is zeer vezelig en werd vroeger in Rusland en China gebruikt voor het maken van bezems, touw en matten. Het hout is licht en vrij zacht en daardoor heel geschikt voor houtsnijwerk. De houtskool is goed als tekenmateriaal en voor buskruit fabricage. Lindebloesemthee wordt nog als heilzaam ervaren.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen