Tot de kleine familie van de Postelein (Portulacaceae) behoren o.a. deze twee importplanten.
Bloei
Al in maart of eerder komen de weinig opvallende witte bloempjes tot ontwikkeling. De roze variant is iets groter van bloem en wat later.
Leefplek
Moestuinen en kwekerijen met zandige voedselrijke bodems zijn geliefde groeiplekken. Ook wegkanten, straatboom perken en parken met omgewerkte grond herbergen deze planten. Het duingebied biedt de Witte een ideaal woonoord onder de duindoorns in het zand. Tuinafval zorgt voor verdere verspreiding.
Areaal
Europa is importgebied vanuit N.W. Amerika en O. Siberiƫ. De Witte is oorspronkelijk als (winter)groente gekweekt. De Roze is via Engeland in de 20e eeuw in Nederland beland. Mogelijk als kwekerij bijmengsel en later als tuinplant gekweekt.
Naam
De eigenaardige bouw van de plant is oorzaak van de toevoeging “perfoliata” dat letterlijk “door het blad” betekent. “Claytonia” is een eerbewijs voor J. Clayton, die de plant ontdekte en meenam naar Engeland en Leiden. Ondanks het tere uiterlijk kan het plantje goed de “winter” trotseren. “Postelein” is een vervorming van “porselein” en dat gaat terug op het Latijnse “portula” of “poortje” en dan vanwege een opening in de zaaddoosjes.
Kenmerk
Twee aaneen gegroeide bladeren rond de stengel dragen bij de Witte Winterpostelein als het ware de vijftallige witte bloempjes op een schoteltje. Verder zijn er gesteelde lichtgroene ruitvormige bladeren als een rozet vanaf de wortels. De plant kent geen hoofdstengels. De bloeiwijze ontrolt zich geleidelijk aan.
De tweejarige Roze Winterpostelein heeft een iets forser postuur met iets toegespitste ruitvormige wortelbladeren. Onder de lichtroze bloemen (10 mm) zitten wel twee bladen maar die zijn niet tot een schoteltje vergroeid. De half ingesneden bloemblaadjes dragen twee roze strepen. De zaden kunnen door de openspringende vruchtkleppen worden weggeschoten.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen