De Wollige Distel is een lid van het geslacht Vederdistel en hoort zo bij de Composietenfamilie.
Bloei
De bloei vindt in de volle zomer plaats.
Leefplek
Op grazige Zeeuwse dijken en ruige wegbermen van Z. Beveland. Houdt van warmte en wat kalk en stikstof in de bodem.
Areaal
Z., O. en M. Europa tot Z. Beveland.
Naam
Het uiterlijk van de witwollige bloemhoofden staat garant voor de naam Wollige Distel. Het “Cirsium” is afkomstig van het Griekse “Kirsion” waarmee een soort distel werd aangeduid. En “distel” is uiteindelijk niets anders dan “stekel”.
De soortnaam “eriophorum” is een verlatijnsing van het Griekse “erion” met “ferein” dat samen “wol-dragen” betekent.
Kenmerk
Tweejarige of overblijvende halfhoge of hoge planten. De alleen bovenaan vertakte ribbelige bloemstengels zijn ongevleugeld en stekelloos. De veerspletige lang/eironde bladeren zijn aan de onderzijde wit spinnewebachtig behaard en dragen scherpe lange gele stekels aan de omgerolde rand van de blauwgroene bovenkant. Ze zijn onderaan bijna ongesteeld en bovenaan stengelomvattend. De hoogste bladeren zitten vaak direct onder het bloemhoofdje. Er is een wortelrozet waarvan de zeer lange (tot 50 cm) bladeren dubbel gedeeld zijn met al aan de voet gedeelde zijslippen.
Rechtopstaand aan de top van de bloemstengels komen de dikke (25 mm en vaak meer) bolronde wollige bloemhoofden. Meestal één, soms twee per stengel. De bloemschubben van de vele omwindselbladen zijn donker verbreed gepunt. Ze omsluiten een dichte massa purperen (of soms naar wit neigende) buisbloemen met veervormige harenpappus die het ovale bruine nootje draagt.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen