De verschillende muntsoorten zijn onderdeel van de familie der Lipbloemen.
Bloei
De Wollige bloei begint in juli. Ook de andere twee soorten houden het op de bloeiperiode juli-september.
Leefplek
Grazige en drassige voedselrijke ruigte-terreinen. Wollige Munt is gekweekt uit Hertsmunt en Witte munt om als keukenkruid te dienen. Daarna verwilderd. Watermunt heeft wel iets meer water nodig.
Areaal
Gematigde zone van het Noordelijk Halfrond.
Naam
De hele plant ziet er door de beharing “Wollig” uit. Vooral bij kneuzing verspreidt de plant een sterke muntachtige geur. Bij de Romeinen was de Kruizemunt al bekend als “Menta”.
Het “rondbladige” is letterlijk verwoord in “rotundifolia” en het “fluwelige” in “velutina”. Het “arvensis” duidt de herkomst “van de akker” aan en zo ook verwijst “aquatica” richting “waterkant”. Ons “Menthol” is afkomstig uit de aromatische geurstoffen van de “Munt”.
Kenmerk
De meeste soorten Munt hebben trossen bloemen op de top van de stengels en ook in etages verder naar beneden als kransen in de oksels van het kruisgewijs geplaatste blad. Alleen de lage Akkermunt heeft geen topbloemen. De lichtpaarse lipbloemen zijn kleine trechtervormige gevat in een puntige kelk. De bolvormige lila-roze bloemtrossen van de Watermunt zitten vrijwel alleen op de stengeltop. De meeldraden steken hierbij buiten de zich verwijdende kroon uit.
De naam Wollige Munt wijst naar de beharing van de stengels en van de bijna ronde of eironde oneffen bladeren. Wollige Munt is de grootste soort binnen het geslacht.
De Witte munt en Hertsmunt zijn ook behaard. Bij Watermunt en Akkermunt is alleen de kelk behaard. Alle muntsoorten (behalve de Hertsmunt) verspreiden bij kneuzing een sterke geur.
De soorten zijn overblijvend dankzij een wortelstokkenstelsel.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen