Het Zinkviooltje is net als het Duinviooltje als het ware een speciale vorm van het Driekleurige Viooltje en behoort zo tot de Viooltjesfamilie.
Bloei
De bloei van dit overblijvend viooltje treedt in de voorjaarsmaanden op.
Leefplek
Oevergebied van de Z. Limburgse Geul. Zinkhoudende bodem vereist.
Areaal
W. Duitsland en O. België met aangrenzend Z. Limburgs grensgebied in de uiterste bovenloop van het dal van de Geul (vroegere Moresnet enclave).
Naam
De aanwezigheid van een ten dele in dagbouw gewonnen toentertijd rijk zinkerts voorkomen (“galmei”) was de oorzaak van het ontstaan van de grensbufferstaat “Kelmis” (= “la Calamine”) tussen de Nederlanden en Pruisen. Ruim een eeuw lang is van hieruit door vervuiling van het water in de Geul de oever met zink verontreinigd. De typische zinkflora is het gevolg. De soortnaam “calaminaria” is daaraan ontleend.
Kenmerk
Er zijn twee groepen viooltjes te onderscheiden: Meerkleurige en Blauwe.
De Meerkleurige zijn meest éénjarig en hebben eivormig iets gekarteld blad met bladstelen. De bloemstengels staan in de bladoksels. Ze zijn aan de voet voorzien van twee steunblaadjes. Hogerop zijn de bladeren smal en daar hebben ze een meer wigvormige voet. “Driekleurig-, Akker-, Zink- en Duinviooltjes”.
Het Zinkviooltje is een wel overblijvend maar zeer zeldzaam vioolje dat pollen vormt met behulp van ondergrondse uitlopers. Het blad is eirond en hogerop meer langwerpig. De steunblaadjes zijn smal. Met de groei van het gras strekt de plant zich uit. De vrij lang gesteelde lichtgele bloemen (2-2-1) reiken dan omhoog.
De bovenste 2 bloemblaadjes staan fier overeind en maken de bloem net iets groter (2 cm). Gele bloemtinten en soms een lichtpaarse kleurzweem. De denkfrons is heel duidelijk.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen