Het geslacht Eik behoort tot de Beukenfamilie. Dat lijkt een wat vreemde indeling maar het wordt direct duidelijk wanneer de andere naam van de familie wordt genoemd: de “Napjesdragersfamilie”.
Bloei
De weinig bekende bloei van de Zomereik vindt eind mei plaats tegelijk met het uitbotten van de bladeren en levert de overbekende napjes met eikels. De Wintereik bloeit nog 2 weken later.
Leefplek
Ontkiemt op lichte plekken en groeit op allerlei grondsoorten behalve veen. Penwortel op droge grond en oppervlakkige wortels op natte bodem. De Wintereik groeit op zure leemachtige bodems en heeft minder lichtbehoefte.
Areaal
Europa behalve het uiterste noorden en zuiden. Meegenomen door de Pilgrimfathers naar N. Amerika en door de VOC naar Z. Afrika.
Naam
De Latijnse benaming “Quercus” is er al van ver vóór onze jaartelling. De toevoeging “robur” voor de Zomereik betekent zoveel als “robuust” en houdt duidelijk verband met zijn verschijning. De Eik gold als een “manlijke” boom en de Linde als “vrouwelijk”.
Het toevoegsel “petraea” – van “petra” (=rots) – bij de Wintereik duidt op zijn voorkeur voor rotsige en stenige groeiplaatsen.
Onze naam “Eik” hangt samen met het Oud-Indisch woord “Igja” (=godsdienstige verering) en stoelt ook op de achting, die in alle geloofssferen voor deze boomsoort herkenbaar is. Bij de Romeinen was de Eik dan ook aan de oppergod Jupiter gewijd. Bij de Germanen aan Wodan.
Kenmerk
De onopvallende niet jaarlijks voorkomende bloei van de eik aan de twijgentop bestaat uit dunne lange hangende gele stuifmeelkatjes en dunne lange meer opstaande stelen met enkele groene vrouwelijke bloempjes. Windbestuiving. Na bevruchting ontstaan hier de ovale eikels in napjes. Deze zijn bij de Zomereik langgesteeld (“Steeleik”). Bij de Wintereik zijn ze echter heel kort van steel. Daar zijn de dofgroene gelobde bladeren met hun gegolfde rand lang op steel i.t.t. die van de Zomereik. Er zijn mastjaren met veel eikels.
Dat zijn meteen de opvallendste verschillen tussen beide eiken soorten. De gegroefde stam van de Zomereik is meestal dik en kort terwijl die van de Wintereik recht en langer is. Het takkenpatroon is erg grillig. De Wintereik houdt zijn blad lang vast.
Het Sint-Janslot komt vooral bij eiken voor en wijst naar een groot herstelvermogen.
Eikenhout is voor talloze doeleinden (meubels, huizen, scheepsbouw) als duurzaam hout in gebruik. Er zijn weinig boomsoorten met zoveel gastbewoners als deze eiken. Eikenschors (“Eek”) van jonge bomen werd vroeger gebruikt voor het looien (tannine) van huiden tot leer. Nu worden nog altijd eikenvaten voor wijnbereiding aangewend. Eiken worden vele eeuwen oud en komen in veel sagen en mythen voor.
Voor een lijst van alle tot nu toe verschenen plantbeschrijvingen:
Overzicht Nederlandse namen
Overzicht wetenschappelijke namen